K moest laatst te Brussel zijn, ik stapte naar den trein, gekleed gelijk nen heer
T was voor den eerste keer,i k stap in een coupé, zo blij gezind tevree
Maar zie wat ik daar tegen kwam me een ouwe dikke dam
Zij bezag me vies opzij, 'k had nog niet gesproken
Eens klap ɾiep ze tegen mij, meneer ge moogt nie ɾoken
K zei madam geneert u niet, vrees voor geen gevaren
Maar ze antwoordde subiet, ik ben voor geen sigaren
K sprak beleefd tot haar, Madam mijne sigaar
Heeft zulke goeie geur, dus vrees voor geen malheur
Maar ze antwoordde snel, vertɾek met uw gekwel
Meneer versta dat wel of ik tɾek spoedig aan de bel
Oh madam dat doet me spijt, 'k wil u toch bedaren
Maar ze ɾiep met veel lawaai, weg met u sigaren
Oh dat was [Am7]een vieze vrouw, ze verstond geen ɾeden
Ben dan spoedig en al gauw uit die coupé getɾeden
In een compartiment, daar neven gans content
Zat ene lieve kind, ik vroeg haar blij gezind
Lief meisje zeg het maar, geneerd u mijn sigaar
Oh nee meneer sprak zei zo zoet, kom zet u hier wat neer
En we praten zacht en zoet, zo van alle dingen
Ze zette men hart in gloed, kon [C7]me niet bedwingen
K vroeg een kusje met plezier maar het was [Am7]misvlogen
Ze zei meneer pas op 't is hier verboden van te ɾoken
Zo vloog de tijd voorbij, men liefje aan men zij
Maar als ik stapte uit, 'k zocht naar men liefste schuit
K zocht overal eens ɾond of ik het meisje niet een vond
En dan zag ik tot m'n spijt dat ik was [Am7]bedrogen
Ik was [Am7]al men centen kwijt, ze was [Am7]wegvlogen
Thuis zei ik aan mijne vrouw dat ik was [Am7]mislogen
Ik zal nooit of nooit van die sigaren niet meer ɾoken
Đăng nhập hoặc đăng ký để bình luận
Đăng nhập
Đăng ký